Veel residentiële ouderenvoorzieningen zijn zich bewust van de noodzaak van het sociaal en psychologisch welbevinden van hun bewoners. Ze grijpen daarom gretig naar het ‘intergenerationeel’ antwoord. Vol enthousiasme wordt een schoolklas uitgenodigd om een middag langs te komen of wordt een zangoptreden door kinderen georganiseerd. Het verwachte succes blijft echter uit: de kinderen en ouderen komen nauwelijks met elkaar in contact, en negatieve stereotype beelden worden niet afgebroken, maar juist versterkt. Kennelijk is er iets misgegaan, maar wat?
Uit onderzoek blijkt dat verschillende elementen noodzakelijk zijn voor het welslagen van intergenerationeel werken:
Kinderen die regelmatig, gedurende langere tijd, op bezoek gaan bij bewoners van residentiële ouderenvoorzieningen zien ouderen als plezierige, vriendelijke mensen met wie gepraat en gespeeld kan worden.
Wederzijds belonend contact. Bij de opzet van een intergenerationeel project moet naar de juiste combinatie tussen jong en oud worden gezocht. Met andere woorden: wat de ene leeftijdsgroep kan bieden, moet aansluiten bij de behoeften of wensen van de andere. Een groep tienjarigen is bijvoorbeeld bijzonder leergierig en wil allerlei nieuwe vaardigheden opdoen, zoals timmeren of biljartspelen. Contact met dementerende of zeer hulpbehoevende ouderen zal hen weinig opleveren en zal dus weinig succesvol zijn. Contact met actieve ouderen die behoefte hebben aan een zinvolle dagbesteding en aan het overdragen van hun vaardigheden en kennis zal daarentegen belonend en plezierig zijn voor beide leeftijdsgroepen.
Deze website maakt gebruik van cookies.